Achterkant | Dit is de kant van je breiwerk die je niet kunt zien als je breit |
Achterpootje | Linkerkant van de steek |
Afkanten | Je hecht je breiwerk af, zodat de steken niet loskomen |
Averecht | Averechte steken breien |
Blocken | Opspannen |
Boordsteek | Reliëfsteek die vaak aan de boorden van kledingstukken wordt toegepast. Het geeft rek aan de boord en/of voorkomt omkrullen van je breiwerk. |
Draadeind | De draad die onderaan je breiwerk hangt. Het eind van de opzet. Je hebt ook een draadeind op de plek waar je een nieuwe bol hebt aangehecht. |
Draadspanning | Hoe strak je je werkdraad vasthoudt. De draadspanning bepaalt de grootte en regelmatigheid van de steek. |
Dwarslusje | Het draadje dat tussen twee breisteken ligt |
Garen | De draad waarmee je breit. Deze kan van allerlei materialen gemaakt zijn. |
Goede kant | De kant van je breiwerk die na afwerken aan de buitenkant van je breiwerk zit. Dit is de kant die iedereen straks ziet. |
I-cord | Gebreid koord |
Keren | Je draait je werk zo dat de werkdraad die eerst links zat nu rechts zit. |
Kitchener stitch | Gemaasde afkanting |
Levende steken | Steken die niet afgekant zijn, je kun ermee verder breien. |
M1 | Meerder 1 steek neutraal of je mag zelf kiezen hoe je de steek meerdert. |
Maasnaald | Een dikke naald met een groot oog en een stompe punt om je breiwerk mee af te werken of te versieren. |
Mazen | Met naald en draad imiteren van een breisteek of om te borduren of om delen aan elkaar te maken. |
Meerderen | Toevoegen van steken |
Minderen | Wegwerken van steken |
Naald breien | De steken op 1 naald breien, dit is niet per definitie een toer. |
Omslag | De draag een keer om de naald slaan |
Opspannen | Het vastprikken van nat of vochtig breiwerk om het in vorm te laten drogen. |
Opzetrand | De rand die je maakt door de opzet. |
Opzetten | De eerste rij steken op je breinaald waarmee je je breiwerk begint. |
Overhalen | Je haalt één steek over een andere steek |
PM | Plaats markeerring |
Proeflapje | Een lapje dat je breit om het aantal steken en naalden in 10 cm te bepalen. |
Recht | Rechte steken breien |
Reliëfsteek | In de toer zelf worden rechte en averechte steken afgewisseld waardoor patronen ontstaan. |
Restgaren | Een restje glad garen dat gebruikt wordt bij tijdelijk opzetten en het in de wacht zetten van steken. |
Ribbelsteek | Aan beide zijden van je breiwerk zie je ribbels. |
Steek | Een lus in je breiwerk of op de naald. |
Toer | Je breit één keer alle steken, van steek 1 tot en met de laatste steek. Dit is 1 toer. |
Tijdelijke opzet | Een opzet die je later gemakkelijk uit kunt halen om met de vrijgekomen steken verder te werken. |
Verkeerde kant | De kant van je breiwerk die na afwerken aan de binnenkant van je breiwerk zit. |
VM | Verplaats markeerring naar andere naald |
Voorkant | Dit is de kant van je breiwerk die je kunt zien als je breit |
Voorpootje | Rechterkant van de steek |
Werkdraad | De draad die van de bol naar je breiwerk loopt |
Gratis verzending vanaf € 75