Welke kleur past bij jou? Ontdek welk kleurtype jij bent en waarom dat belangrijk is als je je eigen kleding breit
Toen ik net begon met breien, dacht ik vooral na over welke wol lekker aanvoelt, of hoe dik het garen moest zijn voor het project dat ik wilde maken. Maar gaandeweg ontdekte ik iets wat misschien nog belangrijker is dan dat: kleur.
Niet zomaar een kleur die je mooi vindt, maar een kleur die jou laat stralen. Kleur die bij je past, bij je huid, je haar, je uitstraling. En dat heeft alles te maken met jouw kleurtype.
In deze blog neem ik je mee in de wondere wereld van kleurtypes. Zodat jij straks niet alleen een trui breit die perfect past qua maat, maar ook eentje in de kleur waarin jij helemaal tot je recht komt.
Wat zijn kleurtypes?
Kleurtypes zijn gebaseerd op de natuurlijke ondertoon van je huid, je haarkleur en je oogkleur. Er zijn vier hoofdtypes: lente, zomer, herfst en winter. Elk seizoen heeft z’n eigen kleurenpalet — met warme of koele ondertonen, zachte of felle kleuren.
1. Lentetype – warm en licht
Lentetypes hebben meestal een lichte, warme huid met een gouden of perzikkleurige ondertoon. Vaak met blond of lichtbruin haar en lichte ogen (blauw, groen, amber).
Kleuren die flatteren: warm geel, perzik, zalmroze, lichtkoraal, mintgroen, goudbeige.
Vermijden: koele, felle kleuren zoals zuiver wit, fel blauw of zwart.
2. Zomertype – koel en zacht
Zomertypes hebben een rozige, koele huidondertoon en vaak assige haarkleuren (denk: asblond, lichtbruin) met blauwe, grijze of groenige ogen.
Kleuren die flatteren: lavendel, poederroze, babyblauw, oudgroen, grijsblauw.
Vermijden: warme oranjetinten, felgeel, hard zwart-wit contrast.
3. Herfsttype – warm en diep
Herfsttypes hebben een warme, vaak goudachtige of olijfkleurige huid, kastanjebruin of koperkleurig haar en vaak bruine, hazelnootkleurige of groene ogen.
Kleuren die flatteren: roest, okergeel, olijfgroen, warm bruin, mosterd, petrol.
Vermijden: koele pastelkleuren of ijzige tinten.
4. Wintertype – koel en contrastrijk
Wintertypes hebben een koele huid met een blauwige ondertoon, vaak donker haar (zwart of donkerbruin) en heldere ogen (ijzig blauw, donkergroen, grijs).
Kleuren die flatteren: zwart, wit, koningsblauw, smaragdgroen, fuchsia, wijnrood.
Vermijden: warme bruintinten, camel, oranje of mosterdgeel.
Warm versus koel: hoe weet je het?
Niet zeker of je een warm of koel kleurtype bent? Kijk eens naar de kleur van je aders aan de binnenkant van je pols:
- Zijn ze blauw of paarsig? Dan ben je waarschijnlijk koel.
- Zijn ze eerder groenig? Dan neig je naar warm.
Of test het met sieraden:
- Staat zilver je beter? Koel.
- Staat goud je beter? Warm.
Let op: sommige mensen zijn wat neutraler en kunnen uit beide paletten iets hebben, maar zelfs dan helpt het om te weten waar je natuurlijke neiging ligt.
Waarom kleurtypes belangrijk zijn als je breit
Als je zelf je kleding breit, investeer je niet alleen tijd, maar ook liefde en aandacht. Hoe zonde zou het zijn als je eindeloos gewerkt hebt aan een trui, en je merkt achteraf dat de kleur je dof maakt of je vermoeid doet lijken?
Door te breien in kleuren die jouw natuurlijke schoonheid versterken, voel je je beter in wat je draagt — en dat zie je. Je gaat letterlijk stralen.
En het mooie is: met de juiste kennis kan je dat helemaal zelf kiezen.
Klaar om kleding te breien die écht bij je past?
Wil jij graag leren hoe je niet alleen breitechnieken onder de knie krijgt, maar ook hoe je bewuster kiest voor kleur, materiaal én pasvorm?
Schrijf je dan in voor één van mijn workshops via de webshop.
Of je nu beginner bent of al jaren breit: ik help je met veel plezier om kleding te maken die bij jou past. Niet alleen qua stijl, maar ook qua gevoel.
👉 Bekijk de workshops en kies het traject dat bij jou past.